DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
HOME- SITEMAP
DE KALE & BEHAARDE RODE BOSMIER Formica polyctena & rufa
  gewone bosmier
Behaarde rode bosmier. Foto: antweb.org.
 

De kale en behaarde rode bosmier zijn de beroemdste Nederlandse, maar ook Europese, mieren. Er zijn hier meer artikelen over geschreven dan over welke andere mierensoort.

Zonder renmieren geen rode bosmieren
Rode bosmieren zijn fenologisch gezien de eerste onder de mieren die vliegend het nest verlaten. Bij het ene bosmiernest zie je alleen gevleugelde vrouwtjes, bij het andere alleen gevleugelde mannetjes (uitzonderingen daargelaten). Het gaat lang niet zo massaal als we dat gewend zijn bij onze huis-tuin-en-keukenmier, de wegmier. Als je bij het koepelnest staat zie ze ‘druppelsgewijs’ de lucht in gaan, op zoek naar het andere geslacht. Je ziet het vooral in de ochtend. En binnen een paar puur moet de copulatie plaatsvinden, anders is het einde verhaal. Sowieso voor de mannetjes die niet in staat zijn om zichzelf te voeden en te verdedigen. De niet-bevruchte vrouwtjes maken het ook niet lang meer. Het bevruchte vrouwtje gaat op zoek naar een nest van de grauwzwarte renmier, in de hoop daar geadopteerd te worden. Als dat lukt dan wordt ze gevoed en gekoesterd en wordt zij de nieuwe koningin. De eieren en larven van de bosmierkoningin worden door de werksters van de grauwzwarte renmieren verzorgd en gevoed. En dat is dan het einde van de renmierkolonie, want zij hebben geen koningin meer om voor nageslacht te zorgen. Binnen twee jaar is de kolonie een zuivere rode bosmierkolonie geworden.

Herkennen
De twee soorten lijken duidelijk verschillend: de behaarde met veel staande haartjes op het borststuk en de kale zonder. Maar schijn bedriegt. Niet alle ‘behaarde’ zijn even behaard en niet alle ‘kale’ zijn kaal. Bovendien bestaan er allerlei tussenvormen, die mogelijk (dit is nog altijd onduidelijk) het gevolg zijn van kruisingen tussen de kale- en behaarde rode bosmier. Kruisingen komen overigens wel voor.
Op tal van plaatsen in Nederland kan je kale, behaarde en de tussenvormen (‘intermorfen’) in een nest aantreffen. Dit maakt het inventariseren ‘op soort’ uitermate lastig, zo niet onmogelijk. Duidelijk is dat de kale en behaarde zeer nauw verwant aan elkaar zijn, wat blijkt uit DNA-onderzoek (het CO1-gen). Het is zelfs de vraag of beide ‘soorten’ wel te beschouwen zijn als een soort. Het zou beter zijn te spreken van ondersoorten. Maar het begrip ‘ondersoort’ wordt door taxonomisch onderlegde mierenexperts steeds minder gebruikt: ondersoorten krijgen de status van soort.
Klik hier voor determineerdetails.

Habitat, verspreiding en nest
Beide soorten komen vooral voor langs bosranden, maar ook in lichte bossen, soms zelfs schaduwrijke bossen en ook in boomsingels en heiden. Het nest heeft veelal een koepelvorm, maar er zijn meer nesttypen mogelijk. Vaak is het, in ieder geval na een aantal jaren, geheel of gedeeltelijk begroeit. Het nest bevat een scala aan uiteenlopende organismen, typische en niet-typische mierennestbewoners, waaronder een aantal dat sterk afhankelijk is van de bosmieren.
In het nest bevinden zich een of veel koninginnen. Klik hier voor meer details.
De verspreiding in Nederland is voor een belangrijk deel door de mens bepaald, doordat nesten zijn uitgezet. In de veenweidegebieden komen rode bosmieren niet voor.

Rode bosmieren zijn niet meer bij wet beschermd.
Ze overleven als nestpopulatie een bosbrand, maar niet op de lange duur bij gebrek aan voedsel, tenzij de populatie binnen een jaar een andere nestplek heeft gevonden.
Het verdient aanbeveling om voordat beheerwerkzaamheden (maaien, uitdunnen, plaggen, kaalkap) plaatsvinden in gebieden waar rode bosmieren voorkomen, de nesten te zoeken (inventariseren) en vervolgens deze te markeren.
De vier Nederlandse rode bosmiersoorten verschillen weinig wat hun levenswijze betreft van de andere rode bosmieren. Een van de uitzonderingen is de voortplantingstijd, die vroeger in de tijd plaats vindt dan die van de zwartrugbosmier en de stronkmier. Voor het voedsel en vijanden zie de aparte websitepagina’s.
Bosmierkoninginnen kunnen niet zelfstandig een kolonie stichten. Daartoe hebben ze een andere mierensoort nodig. Meestal betreft dit grauwzwarte renmieren.

Voor- of achteruit?
Vogelaars wijten de achteruitgang van de groene specht dikwijls aan de achteruitgang van de rode bosmier. Immers, groene spechten eten rode bosmieren. Maar de groene specht is (hier en daar zelfs dramatisch) achteruit gegaan ten gevolge van de vooruitgang van de havik (Boer 2004).
Volgens een artikel in de Volkskrant van 21 februari 2015 gaat het slecht met de rode bosmier. Uit geriefbosjes in agrarische gebieden zijn de meeste rode bosmieren inderdaad verdwenen. Anderzijds is het oppervlak bos in Nederland al vijftig jaar behoorlijk toegenomen en daar heeft de rode bosmier van geprofiteerd. Het moderne natuurbeheer is er bovendien op gericht dat bossen een meer open karakter krijgen. Dat is bevorderlijk voor mieren en de rode bosmier heeft hier van geprofiteerd. Er zijn zelfs gebieden waar de rode bosmier dermate is toegenomen dat ze overlast geven bij restaurants, campings, bungalowparken en bezoekerscentra.
In zijn algemeenheid kunnen we dus zeggen dat het goed gaat met de rode bosmier.

Bronnen
Boer P 2004. Mieren van Meijendel. Hollands Duinen 44: 3-22.
Boer P 2010. Mieren van de Benelux. Stichting Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland. 184pp.

 
 

 

   
 

habitat bosmier

Voorbeeld van een habitat van de behaarde rode bosmier. Beekhuizerzand juni 2011.

   
 

bruidsvlucht

Uitvliegende prinsessen van de behaarde rode bosmier. Bij monogyne nesten vliegt gewoonlijk maar een geslacht uit, of prinsessen of mannetjes. april 2007, Bergen (NH).

   

 

Peter Boer, laatste update: 12.04.2021