DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
HOME - SITEMAP
MIEREN HOUDEN

 

 

 

 

 

Er valt heel wat plezier aan mieren te beleven, buiten, maar ook dicht bij huis, in een mierentuin of in een formicarium. Richt je eigen mierentuin in of maak je eigen formicarium.

 

Een mierentuin


Het aantal soorten dat je in een tuin kan tegenkomen, hangt af van de grootte van de tuin, de ligging, de beplanting, het deel van het land waar de tuin is gelegen, of die gericht is op het zuiden, enzovoorts. In ieder geval is de wegmier Lasius niger altijd een van hen. De gewone steekmier Myrmica rubra is ook vaak aanwezig. Verder zijn de schaduwmier L. umbratus, de gele weidemier L. flavus  en de zwarte zaadmier Tetramorium caespitum heel gewoon in tuinen.

Verreweg de meeste soorten houden van een warme bodem. Een zandwoestijn in de volle zon, is een ideale omgeving om mieren te houden èn te bestuderen. Graaf eerste een flink gat in de tuin van ongeveer 4 x 4 meter en 50 cm diep. Stort hierin een flinke berg zand. Leg vlak onder de oppervlakte stenen om erosie tegen te gaan en vocht vast te houden.
Zorg er voor dat plantengroei beperkt blijft tot 25 % van je 'zandbak'. De wegmier en de zwarte zaadmier voelen zich hier thuis, maar die had je al. Overigens is de zwarte zaadmier wel een leuke soort om eens goed te bekijken. Je kunt ze zien slepen met zaden en territoriumgevechten zien houden met wegmieren en naburige kolonies van dezelfde soort. Als je deze net na de aanleg van je mierentuin importeert, zullen ze hoogstwaarschijnlijk andere mieren de baas blijven.

De kleine steekmier Myrmica rugulosa is ook leuk. Als je deze wilt hebben, kun je beter voor rivierzand kiezen dan voor fijn zand. En liefst met enkele platte stenen, waar ze graag onder huizen. Het is een van de weinige mieren die door wegmieren getolereerd worden. Het is grappig om te zien hoe wegmieren de kleine steekmieren verslepen en even verderop weer laten vallen, om vervolgens te zien dat de kleine steekmieren weer teruglopen naar de plek waar ze zijn opgepakt.

Rondom je mierentuin kun je wat heidestruikjes planten. Deze hebben wel humus nodig! Zet ze ruim uit elkaar zodat de zon op de bodem kan schijnen. Verwijder alle andere planten die zich hier ontwikkelen. Geschikte mieren voor zo’n habitat zijn slankmieren. Je kunt ze het best met hun hele behuizing importeren. Het nest bevindt zich in takjes, holle stengels en eikels (zie bij soortbeschrijvingen). De mierenbehuizing leg je klem onder of tussen de heidestruikjes. Strooi op de grond nog wat alternatieve behuizingen zonder nest. Het kan zijn dat de door jou gekozen plek niet wordt gewaardeerd en dan verhuizen ze heel gemakkelijk naar een alternatieve behuizing.

Naast de heidestruiken kun je een flinke boomstronk neerleggen. Een ideale plek voor renmieren, steekmieren en humusmieren Lasius platythorax. Boomstronken waarin het nest al aanwezig is, zijn natuurlijk het best.

Een rotstuin is ideaal voor veel mierensoorten. Bedenk echter steeds, dat als je een soort in je tuin wilt introduceren, je steeds de wegmier en de zwarte zaadmier voor moet zijn. Je moet de door jouw gewenste soort dus inbrengen vòòr de bruidsvlucht van deze beide soorten. Het voorjaar, tot en met mei, is de geschiktste tijd.

In het moerasgedeelte van je tuin plaatst je een of twee flinke pollen pijpestrootje. Verschillende mierensoorten wonen hier graag in. Bijvoorbeeld de moerassteekmier Myrmica scabrinodis en de gewone steekmier M. rubra. Voordat je een kolonie gaat overzetten, knip je de pol voor de winter kort. In de winter gaan er mossen opgroeien. In april zet je een kolonie over, met minimaal een koningin (meer is beter) en enkele tientallen werksters. Je maakt een kleine holte in de pol, vlak onder het oppervlak. Daarin plaatst je het volkje.

 

Een formicarium binnen


Gebruik een grote glazen bak (oud aquarium). Leg er een glasplaat over. Maak in de glasplaat een gat waar je arm gemakkelijk daarheen kan. Smeer de binnenzijde van de glasplaat in met parafineolie. Mieren lopen nooit over vloeibare parafine heen. Plaats op de bodem enkele gasbetonstenen of een laag gips. Dit materiaal houdt goed vocht vast. Richt de bak in zoals je dat leuk vindt: zand op de bodem, in de hoeken planten en of stenen en of dood hout.
Ontsmet het zand: eerst koken met water en daarna goed laten drogen. De achterwand moet donker zijn. Je kunt elke gewenste mierensoort in deze bak houden. Vaak meerdere volkjes tegelijk. Bijvoorbeeld renmieren, bloedrode roofmieren, steekmieren, grauwe mieren en slankmieren. Zorg altijd voor vocht. Het mierennest zelf behoeft een hoge luchtvochtigheid. Wees niet overdadig met voedsel. Met name snel bedorven voedsel na twee dagen verwijderen en vervangen.

Als graaf- en ondergrondse activiteiten bestudeerd moeten worden is het beter om twee glasplaten met een onderlinge afstand van ongeveer 1 cm in een lijst te lijmen. In de lijst moeten gaatjes gemaakt worden voor buisjes of slangetjes voor de watertoevoer en om, mieren de gelegenheid te geven voedsel op te halen.

Een klein formicarium kan het beste gesplitst worden in verschillende ruimten, die met elkaar verbonden zijn. Een ruimte waar het voedsel ligt, een ruimte waar mieren hun afval kwijt kunnen en de hoofdruimte voor het broed. Dek het hoofdnest af met bijvoorbeeld een doek.

Veel gedragsstudies vinden plaats bij kleine mierensoorten, zoals slankmieren. Het nest bevindt zich tussen glasplaatjes, gescheiden door karton. De glasplaatjes kunnen onder de binoculair worden geplaatst om het kolonieleven gemakkelijk te kunnen observeren. In zo’n geval wordt als verlichting gebruik gemaakt van een zogenaamde koudlichtbron. Een gewone verlichting warmt de kolonie te veel op en dat veroorzaakt stress.

Een formicarium kan uit glas bestaan, maar ook uit gips of vergelijkbaar materiaal. Met behulp van gips kan van elk gewenste afmeting een kolonie met meerdere nestkamers en verbindingen worden gegoten. Vervolgens wordt het nest afgedekt met een glasplaat en geheel of gedeeltelijk afgeschermd met een doek.

In plaats van gips kan ytong worden gebruikt. In deze reeds vlakke gasbetonstenen kunnen de gewenste holten en gangen worden uitgeboord of uitgekrabd.

Indien verwarming gewenst is, kan gebruik worden gemaakt van warmtematjes. Leg deze over een deel van het nest, zodat er in het kunstnest een temperatuurgradient ontstaat, zodat de mieren zelf kunnen kiezen waar ze het liefst vertoeven. Bovendien moet het matje niet worden afgedekt, omdat de tempertauur dan te veel oploopt.

De vochthuishouding van het kunstnest is minstens zo belangrijk als de temperatuur. Zorg er dus voor dat het materiaal (gips, ytong) water kan opzuigen, zodanig dat ook hier weer een vochtgradient in het kunstnest kan ontstaan.

We kunnen de mieren de gelegenheid geven om het kunstnest te verlaten, zodanig dat ze in een ruimte komen waar ze hun afval kwijt kunnen, waar wij voedsel kunnen deponeren en waar we de mieren gemakkelijk kunnen opserveren. Daartoe plaatsen we op of aan het kunstnest een open kunststofbakje, waarvan de randen zijn behandeld met een anti-ontsnappingslaag, bestaande uit vloeibare parafine (parafineolie) al of niet gemengd met talkpoeder en fluon. Bedenk dat de laag onderhouden moet worden! Bedenk bovendien dat als de omstandigheden in het nest zeer ongunstig worden ze net zo lang zoeken naar de minst afstotende plekken van de anti-ontsnappingslaag, tot ze die vinden en dan alsnog kans zien te ontsnappen.

Onze mieren behoeven een winterrust. Geschikte plaatsen voor het formicarium in die periode zijn onverwarmde, koele kamers op het noorden of een vorstvrije garage. Een koelkast is minder geschikt vanwege de condensvorming onder de glasplaat en grotere kans op uitdroging van het gips.

Er zijn ook zogenaamde gelformicaria te koop. Deze zijn af te raden. Hoogstens als korte termijn formicarium geschikt.

 

Mieren kopen


Op internet worden tegen exorbitante prijzen exotische mieren aangeboden. Niet kopen! Als je een koningin koopt is niet zeker of die koningin ooit bevrucht is. De soortnamen zijn dikwijls fout en de herkomst is dubieus. Sommige soorten kunnen zonder veel ervaring niet worden gehouden.
De meeste komen niet uit een kweek, maar uit de vrij natuur, zodat het risico op hardnekkige parasieten zeer groot is. Deze parasieten kunnen het einde betekenen van de dure kolonie, maar ze kunnen ook ontsnappen en inheemse soorten infecteren met alle gevolgen van dien. Bovendien kunnen de mieren zelf uit het formicarium ontsnappen en zich binnenshuis vestigen. En zie er dan maar eens van af te komen!
In de Verenigde Staten is de handel in mierenkoninginnen verboden. Hopelijk is dit in Europa ook spoedig het geval.

 

Voeding

Je kunt met een kruimelzuiger allerlei bodemdiertjes opzuigen en weer in het formicarium loslaten. Je kunt ook neergemepte vliegen of muggen en aangereden kevers, hommels of bijen en ook bladluizen als voedsel aanbieden. Er zijn ook recepten: los gelatine op in 50 ml kokend water. Breek een ei en mix het met een eetlepel honing. Roer het ei met honing door de gelatine, vlak voordat het stijf wordt, maar wel wanneer het is afgekoeld. Los er eveneens een multivitaminepil in op. Vries het in. Biedt de mieren slechts kleine brokjes van de ontdooide substantie aan. Restjes binnen twee dagen verwijderen.

 

Een formicarium buiten


Een grote glazen bak met een mierennest er in kunnen we ook buiten plaatsen. Met een afdak tegen de regen en een informatiepaneel als het bij een bezoekerscentrum komt te staan. Verbindt dit reuzenformicarium met een tweede waarin voedsel wordt aangeboden. Vanuit deze ruimte mogen de werksters ook naar buiten lopen om daar voedsel te verzamelen. Het mooiste is om de werksters te dwingen in een struik of boompje te foerageren waarop zich bladluizen bevinden. Deze zullen door de mieren gemolken worden. Door de stam van het boompje aan de onderkant (regelmatig) in te smeren met parafineolie, wordt voorkomen dat de kolonie via dit boompje verhuisd van het formicarium naar de vrije natuur. Je kunt het boompje ook rondom tapen met dubbelzijdig plakband. Beter is om in plaats van een boom een grote plantenbak te gebruiken. Plaats deze op een tafel in het verlengde van het formicarium. Zorg er weer voor dat de mieren niet via de tafel kunnen emigreren. Plaats op deze tafel een of meerder bakken met planten met bladluizen. Erg geschikt zijn tuinboon, jacobskruiskruid en akkerdistel.

Als je wilt laten zien dat bosmieren rupsen naar het nest slepen, zet dan enkele planten met rupsen in de buurt. Allerlei koolsoorten zijn heel geschikt.
In november moeten de mierennesten tegen de vorst worden beschermd. Het formicarium kan het best in een vorstvrije kelder worden opgeslagen. Een winterrust is beter voor de kolonie. De kolonie leeft dan vele jaren langer. Wordt het buitenformicarium met een lamp er boven in een bezoekerscentrum geplaatst, dan bestaat de kans op een vroegtijdig einde van de kolonie.

 

Links

http://www.antforum.be/viewtopic.php?f=11&t=94

http://www.formicaria.de/html/formicarienbau.html

http://nl.wikipedia.org/wiki/Formicarium

 

 

Peter Boer; laatste update: 19.03.2013