DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
SITEMAP
BESCHERMING VAN RODE BOSMIEREN
 

 

 
  bosmierkoepel  

Friedrich Wilhelm I verordonneerde in 1724 de rode bosmier tot een beschermde diersoort, vanwege haar nuttig effect voor de bosbouw. In de 3e eeuw al gebruikten Chinezen om dezelfde rede wevermieren. In 1798 verbood de keurvorst van Oberpfalz het verzamelen van bosmierpoppen en het verstoren van bosmiernesten op straffe van een gevoelige geldboete en te werkstelling bij herhaling. Tot op heden hebben bosmieren, met name in Duitsland en Polen hun beschermde status behouden. Nederland kent een dergelijke traditie niet.

Rode bosmieren *) spelen een belangrijke rol als ‘ecosystem engineers’ in hun omgeving. Een bosmierhoop op zich is al een ecosysteem! De voorlopige NL-lijst van in bosmierhopen levende organismen telt maar liefst 158 soorten. Het werkelijke aantal is zeker vier keer zo groot, want massa’s springstaarten, mijten en bacteriën die in de hopen leven, zijn nog nooit op naam gebracht.
Dat rode bosmieren het verdienen om te worden beschermd ligt dus voor de hand. Wettelijk zijn ze dat nu niet meer. Soms wordt bij werkzaamheden in de natuur rekening gehouden met bosmieren. Hoe kunnen we dit verbeteren?

Maatregelen om de bosmiernesten te beschermen
1. Markeer bosmiernesten die gevaar lopen tijdens werkzaamheden in natuurgebieden (maaien, bomen kappen) en attendeer de boswerkers op deze plaatsen, zodat ze kunnen worden ontzien.
2. Markeer bosmiernesten die onder de voet gelopen zouden kunnen worden door gescheperde schaapskuddes, zodat de herder(shond) de schapen kan omleiden.
3. Omhein bosmiernesten in gebieden waar wilde zwijnen actief zijn. Wilde zwijnen zoeken larven van kevers in bosmiernesten en woelen daartoe het hele nest onderste boven.
4. Maak een exclosure (omheining) rond een gebiedje met een hoge dichtheid aan bosmiernesten, ter voorkoming van het vertrappen door grote grazers.
5. Verplaats een bosmiernest indien het nest zich bevindt op een plaats waar het hoe dan ook weg moet (wegverbreding, aanleg waterwegen, overlast en dergelijke.

Maatregelen om het bosmierenbestand te optimaliseren
Rode bosmieren hebben een voorkeur voor plaatsen die een deel van de dag door de zon worden beschenen. Bosranden zijn ideale plaatsen voor ze, evenals zonnige bermen met struiken en boomsingels waar voldoende zonlicht op de bodem komt. Winderige plaatsen worden in het algemeen gemeden, met andere woorden hun optimum vraagt ook dat de nestplaats beschut ligt.
Verbossing en verstruiking zijn nadelig voor een bosmierpopulatie, omdat ze te veel licht wegnemen. Als bomen of struiken de zo noodzakelijke zonnestralen weghouden, zullen de bosmieren trachten te verhuizen naar plekken waar nog wel voldoende licht is. Zijn er echter geen geschikte plaatsen voor hun nest, dan sterft een dergelijke populatie uit. Maatregelen die genomen kunnen worden in gebieden waar bosmieren voorkomen zijn:
1. Creëer open plekken.
2. Dun het bos uit.
3. Verwijder bomen en/of struiken die bospaden of bosranden in de schaduw zetten.
4. Maai bosranden om verruiging, verstruiking en opslag van bomen tegen te gaan.
5. In naaldbossen is het in verband met brandgevaar nuttig om brandgangen (boomloze zones), te creëren en in stand te houden.
6. Laat de stobben van omgezaagde bomen staan. Het zijn ideale plaatsen voor zowel rode bosmieren als andere mierensoorten om er bezit van te nemen.

Maatregelen om bosmiernesten te beschermen tijdens een brand
Vanwege het dode plantaardige materiaal in het bosmiernest, wil een bosmiernest nogal eens nasmeulen. Om dit te bestrijden wordt het nest leeg geschept en het materiaal verspreid. Beter is om het nasmeulende vuur in het nest te verstikken met zand, alleen dan zal een deel van de mieren het overleven.

Maatregelen om bosmiernesten te beschermen na een brand
Een brand zal zelden tot gevolg hebben dat alle bosmiernesten in het verbrande gebied totaal worden vernietigd. Het dode plantenmateriaal, waar een groot deel van het nest uit bestaat, wordt in de as gelegd en daarmee alle bosmieren die daar op dat moment in aanwezig waren. Echter, het bosmierennest zet zich nog voort in de aarde daaronder en ook daarin bevonden zich mieren, die dus niet zijn verbrand. Na een brand zie je ze direct bezig om een nieuwe nestkoepel op te bouwen, vaak van verbrande takjes en asdeeltjes.  Bosmieren die het hebben overleefd, maar waarvan het nest zich bevindt in een volkomen zwart geblakerde omgeving (tenminste 100 meter rondom het nest), lopen grote kans het niet te redden. Er is tenslotte geen voedsel meer. Met name bladluizen zijn samen met de bladeren van de bomen, struiken en andere planten verbrand. Er zullen ‘verkenners’ op uit worden gestuurd om voedselbronnen te zoeken. Als ze instaat zijn een bron vinden (ook al ligt die 200 meter ver), zijn ze misschien gered. Waarschijnlijk is dat ze zullen trachten te verhuizen. Allemaal risico volle acties die maar zelden succesvol zijn in dit soort situaties. Nu kan een mierenkolonie lang zonder voedsel, dus als pas een paar maanden later weer voldoende planten uit de as zijn verrezen en daarmee ook insecten, zijn ze mogelijk gered. Maar dit hangt ook weer af van de tijd van het jaar. Een brand midden in de zomer heeft meer nadelige gevolgen dan een brand in het najaar of winter. Wat kunnen we doen?
1. Nesten die zich in een hopeloze situatie bevinden, kunnen worden verplaatst. *)
2. Na een brand kan de beheerder er voor kiezen om de verbrande bomen te verwijderen. Om te voorkomen dat de bosmiernesten alsnog door deze werkzaamheden vernietigd worden, is het verstandig de nesten te markeren.
3. In veel gevallen zie je op een verbrande vlakte al snel grassen de kop op steken. Beheerders kiezen er dan vaak voor om grote grazers in te zetten. Deze vertrappen de bosmiernesten. Omhein daarom de nesten om dit te voorkomen.

*) Het verplaatsen van grote bosmiernesten
De efficiëntste manier om een nest te verplaatsen is met behulp van een shovel met een dichte bak als voorzetstuk. Meestal kan het nest in één keer worden opgehapt en naar een geschikte plek worden vervoerd en neergestort. Een shovel kan niet altijd op de plek komen waar je hem moet inzetten. Een alternatief is het nest uitgraven, schep voor schep. Alles in een kruiwagen of in kleine containers (biervaten of tonnen) of grote plastic zakken. Het centrale deel van de kolonie met broed en koningin(nen) apart opslaan in emmer of aparte zak. Het is verstandig om de plek waar het nest moet komen, eerst geschikt te maken. Graaf op de nieuwe plek een flink gat, ruimer dan waar het nest vandaan is gekomen. De bodem van het gat ruim voorzien van takken en eventueel een stronk. De laatste met name aan de noordkant van het gat. De takken voor het grootste deel bedekken met aarde. Daarna het oorspronkelijk centrale deel van het nest plaatsen (tegen de zonzijde van de stronk). Vervolgens de rest over het centrale deel uitstorten.
Verplaatsen in de winterperiode (oktober t/m maart) is af te raden, omdat veel bosmieren buiten het koepelnest overwinteren. De beste periode is de zomer, omdat de meeste mieren zich dan boven in het nest bevinden.

Het verplaatsen van kleine bosmiernesten
Graaf de aarde rond het nest af. Er ontstaat dan een kuil met in het midden - op een zuil - het nest. Plaats een omgekeerde emmer of iets dergelijks op het nest. Steek het nest, zo diep mogelijk, horizontaal af. Doe een deksel op de emmer. Verzamel achtergebleven mieren en broed, bijvoorbeeld door deze op te zuigen met behulp van een exhauster. Vervoer de (nog steeds omgekeerde) emmer met nest naar een vergelijkbare omgeving. Graaf daar een gat, iets ruimer dan de emmer met inhoud. Plaats de omgekeerde emmer in het gat, trek de deksel weg. Laat de zijkanten van het nest goed aansluiten in de nieuwe bodem om regenwaterinlaat tegen te gaan.

Fietspaden en MTB-routes
Behalve nesten verplaatsen zijn er nog andere mogelijkheden. Stel dat het nest niet direct bedreigd wordt, maar de foeragerende mieren wel, bijvoorbeeld doordat een fietspad overgestoken moet worden om hun foerageerbomen te bereiken. In plaats van het nest te verplaatsen, kunnen we ook enkele bomen (bij voorkeur eiken) planten aan de zelfde kant van het fietspad waar zich het nest bevindt. Op termijn zullen die bomen hun favoriet worden.
In het geval van aan te leggen MTB-routes is te overwegen de route zodanig te verleggen dat de bosmiernesten en/of de foeragerende werksters worden gespaard. Leg dit soort routes bij voorkeur aan de noordkant van een heuvel of bos aan, omdat naar het noorden gerichte hellingen en bosranden veel minder in trek zijn bij veel insecten, waaronder bosmieren. Een geheel andere mogelijkheid is het plaatsen van bosmierrasters. Dit zijn stalen rasters waar de fietsers overheen kunnen en de foeragerende mieren onderdoor. Zijn al deze zaken niet mogelijk, neem dan contact op met een expert, bijvoorbeeld EIS-Nederland, kijk daartoe op de site: http://www.bosmieren.nl/

Lastige bosmieren
Rode bosmieren kunnen wel eens in huizen en gebouwen terecht komen. Toen het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer in Schoorl werd afgebroken, bleken zich op drie verschillende plaatsen nesten te bevinden in de houten/kunststof spouwmuur. Ook in het bezoekerscentrum van het PWN te Castricum zaten nesten in de spouw. Onlangs werd in Duitsland een nest gevonden op de zolder van een aanbouw. Het nest had een inhoud van 70 liter. Het nest werd verplaatst (zie hierboven). Rode bosmieren op ongewenste plaatsen bestrijden met bestrijdingsmiddelen gebaseerd op lokstoffen met imidacloprid, waarmee exotische mieren in het algemeen goed mee bestreden kunnen worden, zijn hier nutteloos.

Geen speciale voorzieningen
zijn nodig om bosmiernesten te beschermen tegen
:
1. Groene en zwarte spechten. Beide vogelsoorten kunnen bosmiernesten behoorlijk beschadigen. Vooral in het winterhalfjaar zijn deze spechten actieve bosmiereneters. Bosmiernesten worden echter nooit uitgeroeid ten gevolge van hun activiteiten (eigen onderzoek aan honderden bosmiernesten).
2. Vossen (boommarters en dassen). Vossen zijn niet geïnteresseerd in de bosmieren, maar in de nesten verblijvende muizen. Vooral in de periode dat de muizen een bosmiernest zoeken om daarin de winter door te brengen, kunnen vossen een poging doen om de doenige muis te pakken te nemen. De rest van het jaar lijkt de vos bosmiernesten met rust te laten. Ook hier lijden de bosmieren er niet echt onder.
3. Konijnen en vossen. Beide zoogdieren gebruiken bosmierhopen als uitzichtheuvel. Ook nu weer is het alleen in de winter dat het nest vol kan liggen met konijnenkeutels en vossendrollen. Konijnen kunnen ook wel eens wat graven in het nest. Al met al geen echte problemen voor de bosmieren.

Bosmieren zijn geen watjes
Bosmieren kunnen heel wat hebben. In de literatuur wordt vaak beweerd dat nesten verstikken als de plantengroei op het nest zodanig wordt dat het nest aan het oog wordt onttrokken. Dit is beslist een fabeltje. Ik ken tientallen vitale bosmiernesten die jaren achtereen dicht begroeid waren, zonder dat dit problemen gaf. Enkele van die nesten zijn zelfs zuivere aardnesten, dat wil zeggen dat zij geen koepel van dood plantaardig materiaal hebben gebruikt.
Ik ken ook een gebied waar jaarlijks, tijdens het machinaal schonen van sloten, de bagger op bosmierhopen wordt gekwakt. Niet moedwillig overigens. Op die bagger groeit vooral riet en braamstruiken. In de zomer zie je door de begroeiing niets van de tientallen nesten die dit lot hebben ondergaan. Toch blijven het vitale nesten!

Let op: Rode bosmieren met één koningin zijn kwetsbaarder voor verstoring dan bosmiernesten met vele koninginnen (klik hier voor meer informatie).

 


 
       
 

Het zijn in Nederland vooral poppenrovers (mensen!) die bosmiernesten vernietigen. Ze zeven een bosmiernest en
verzamelen de poppen. Deze mierenpoppen zijn bestemd voor volièrehouders. De laatsten zijn van mening dat de kuikentjes
van de zangvogels zich beter ontwikkelen als zij met
mierenpoppen worden gevoerd. Af en toe worden poppenrovers geverbaliseerd.

   
  gemarkeerd bosmiernest
  Gemarkeerd bosmiernest in verbrand gebied. maart 2013,
Schoorl (NH)
 
Onder andere bij Staatsbosbeheer is het regel dat voor dat werkzaamheden worden verricht, de rode bosmiernesten worden gemarkeerd, zodat deze gespaard blijven. x 2013, Schoorl (NH).
 

Hulp en ervaring bij het verplaatsen
In Duitsland heeft men veel ervaring met het verplaatsen van bosmiernesten. Jaarlijks worden door leden van de Deutsche Ameisenschutzwarte 150-950 bosmiernesten verplaatst.
In 23% van de gevallen (n=5941) ging het om overlast
bij huizen, in 21% om wegenbouw en in 17% van de
gevallen om huizenbouw. In Nederland bestaat een dergelijke vereniging niet. Een terreineigenaar kan het beste contact
zoeken met een plaatselijke natuurorganisatie, zoals
NJN, KNNV of IVN om te helpen met markeren,
omheinen en/of verplaatsen van bosmiernesten.
Eventueel kan ook nog advies worden gevraagd aan de Mierenwerkgroep van de Nederlandse Entomologische
Vereniging: http://nev.nl/pages/secties/mieren/
of EIS: www.bosmieren.nl

   
  shovel
  Een shovel met dichte bak is geschikt om bosmiernesten te verplaatsen. Foto: hspruijt.nl
  bosmierennest_zwijnenschade
  Nest van een rode bosmier, dat door wilde zwijnen onderste
boven is gehaald. Strabrechtse heide (NB). Foto J. Smits.
  met heml begroeid bosmiernest
  Volledig met helm begroeid, vitaal bosmier nest. Bergen NH,
febr. 2008 Het nest is in 2013 nog steeds vitaal.
  omheind bosmiernest
Een met palen afgezet bosmiernest beschermt het nest tegen
een bezoek van wilde zwijnen in Polen.
 

belopenbosmiernest
Schapen lopen over een rode bosmiernest. 2000,
Boshuizerbergen (LI).

 

zie ook:

Rode bosmieren vogelvrij en Rode Lijst

Bron:
Boer P & Kelder L 2016. Effecten van brand, kaalkap en verstuiving op Rode bosmieren. De Levende Natuur 117: 61-64
. pdf

 

*) Deze websitepagina heeft betrekking op rode bosmieren (Formica, subgenus Formica s.str.), satermieren (Formica, subgenus Coptoformica) en bloedrode roofmieren (Formica, subgenus Raptiformica).

 

Peter Boer, laatste update: 26.11.2019