DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
 
 
HOME - SITEMAP
 
  HET VOEDSEL VAN DE RODE BOSMIER  
 

 

Rode bosmieren foerageren in hun hele territorium. Er zijn altijd ‘verkenners’ onderweg en opzoek naar ideale voedselbronnen. Dat zijn in de eerste plaats bladluizen, in de tweede plaats insectenlarven en verder tal van dierlijke, soms ook plantaardige organismen. Ook aas wordt met grote regelmaat gegeten.
Petal (1978) stelde vast dat in een territorium van 0,27 ha, dat is een derde van een voetbalveld, ruim zes miljoen dieren werden buitgemaakt.
Onderzoek van Lenoir (2004) toont aan dat nieuwe, eiwitrijke voedselbronnen snel gelokaliseerd worden, tot wel 50 meter van het nest. Als de nieuwe bron is ontdekt, trekt een belangrijk deel van de ‘jagers’ er naar toe. Als dat insectenlarven zijn, zoals vaak het geval is, dan is de bron tijdelijk, want de larven zullen spoedig het larvenstadium zijn ontgroeid en wegvliegen. Dus als soort A verpopt is of gewoon ‘op’, moeten de mieren overstappen op een andere bron. Verkenners blijven dus steeds actief.


In vele studies is aangetoond dat de aanwezigheid van rode bosmieren zowel effect heeft op het leven op de bosbodem, als in de bomen. Dat geldt voor hun aantallen maar ook qua soortensamenstelling. Dit effect valt vooral op bij grote dichtheden van een bepaalde insecten(larven). En als rode bosmieren hun voedsel vooral in bomen moeten vinden, zal het effect op de bosbodemfauna gering zijn en anders om. Daarom zijn veel wetenschappelijke studies over dit onderwerp heel verschillend in hun conclusies (voor details: zie bronnen in Lenoir, 2004). Daarom is het presenteren van een lijst van organismen die door rode bosmieren worden gegeten zinloos. Lijsten uit verschillende terreinen kunnen dus aanzienlijk van elkaar verschillen.

Bronnen
Petal J 1978. The role of ants in ecosystems. In: Brian MV (ed), Production ecology of ants and termites: 293-325. Cambridge University Press, Cambridge.
Lenoir L 2004. Voedsel zoeken op de Zweedse bosbodem door kale bosmieren (Formica polyctena). Entomologische Berichten 64: 82-86.

 

 

 
laatste update: 15.05.2014