DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
HOME- SITEMAP

DWERGSLANKMIEREN - Temnothorax affinis, T. albipennis, T. nylanderi, T. parvulus, T. unifasciatus

 
De boomslankmier T. affinis heeft net als de stengelslankmier geen hoge kop op de voorste knoop, de hier voor beschreven soorten wel. De boomslankmier heeft donker gepigmenteerde dijen, dunne slanke, relatief lange borststukstekels en een grotendeels donker achterlijf. Foto: antweb.org.
 

Alle dwergslankmieren hebben als overeenkomst dat hun nestjes zich in piepkleine holtes of spleetjes bevinden. Voordat ze deze in bezit nemen, tasten ze in donker (!) de ruimte af. Niet te klein, maar vooral niet te groot en zodanig dat ze onbereikbaar zijn voor hun vijanden. Eén volkje kan meerdere dicht bij elkaar gelegen holtes bewonen. Zo kan één volkje stengelslankmieren huizen in drie eikels. Maar twee volkjes kunnen ook in één holle plantenstengel wonen, waarin zij duidelijk, ruimtelijk van elkaar zijn gescheiden.

Herkennen
Dwergslankmieren kunnen verward worden met andere kleine knoopmieren, met name zaadmieren Tetramorium en grote slankmieren Leptothorax. Zaadmieren hebben van boven bekeken hoekige 'schouders', slankmieren ronde. Het achterlijf van gewone slankmieren is geheel zwartbruin, terwijl die van dwergslankmieren, tenminste aan de voorkant, licht (gelig) gekleurd is.
Tot voor kort werd nog een zesde soort tot de Nederlandse fauna gerekend, namelijk T. tuberum, de tweelingsoort van T. albipennis. Dit blijkt onjuist te zijn. Meer hierover in een pdf bijlage.

Voorkomen
De roodgele slankmier en de zwartbandslankmier komen alleen in Limburg voor. De boomslankmierin Limburg, Brabant en Gelderland. De bosslankmier is algemeen op de hogere zandgronden en zeer zeldzaam in de duinen. De stengelslankmier is algemeen in de duinen (m.u.v. de Waddeneilanden) en verder bekend van enkele vindplaatsen in Noord-Brabant en Zuid-Limburg.

Habitat
De boomslankmier is een typische bewoner van bomen. Het nestje bevindt zich in dood hout op levende bomen. In oude heggen lijkt deze haar optimum te hebben. Ze komen zelden op de grond.
Nestjes van bosslankmieren en stengelslankmieren zijn te vinden in takjes, eikels, holle plantenstengels en dergelijken. Nestjes van bosslankmieren zitten ook vaak in schors van levende bomen, zowel loofbomen als naaldbomen.
Zwartbandslankmieren nestelen in de bodem van schaarsbegroeide mergelbodems, in de wanden van mergelgroeves en tussen mergelblokken van gebouwen. Buiten Nederland vond ik deze soort ook in de schors van levende bomen.

Bron
Boer P 2010. Mieren van de Benelux. Stichting Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland. 184pp.

De roodgele slankmier T. parvulus heeft, net als T. nylanderi, maar in tegenstelling tot de andere drie een eenkleurige voelspriet. Het enige donker gepigmenteerde lichaamsdeel is een bandje aan de achterkant van het bovenste 1e achterlijfsegment. Foto: antweb.org.


Deze heggen vormen de habitat van de boomslankmier.

De op de zongeorienteerde kalkgraslandhelling vormt de habitat van de roodgele slankmier.

 
 
De stengelslankmier T. albipennis is licht gepigmenteerd (mmestal lichter dan op deze foto), heeft korte stekeltjes, terwijl het achterlijf grotendeels licht gepigmenteerd is. Foto: antweb.org.
   

De bosslankmier T. nylanderi heeft, net als T. parvulus, maar in tegenstelling tot de andere drie een eenkleurige voelspriet. Bij de andere drie is de top van de voelspriet (de knots) donkerder gepigmenteerd dan de rest van de spriet. Foto: antweb.org.

De zwartbandslankmier T. unifasciatus heeft op het eerste achterlijfsegment een donkere, scherp contrasterende band; de rest van het achterlijf is gelig. Foto: antweb.org.

 

 

 

Voorbeeld van een habitat van de stengelslankmier. Zowel in de dode helmpollen als in de dode takjes kunnen we stengelslankmieren vinden.

 
De habitat van de zwartbandslankmier (bodem en mergelwanden).
Peter Boer, laatste update: 05.04.2022