|
 |
|
De zwarte zaadmier Tetramorium caespitum is een van de algemeenste mierensoorten van Nederland. ‘Algemeen’ betekent succesvol. Waar hebben ze dat aan te danken?
Slechts een koningin
Succesvolle mieren hebben meestal meerdere koninginnen (polygyn). Dat is handig, want dan kan een kolonie opgesplitst worden, elk met een deel van de koninginnen. Voor kolonisatie heb je dus maar één volkje nodig. Kolonisatie verloopt op deze manier wel vrij traag. Bovendien hebben polygyne soorten vaak geen of een beperkte zwermvlucht. Dat is dus een nadeel.
In een zaadmiernest leeft een koningin (monogyn) en elk jaar vliegen er gevleugelde prinsessen en mannen uit. Het voordeel daarvan is dat een groot gebied, in theorie, snel door vele bevruchte prinsessen tegelijk bezet kan worden. In de praktijk vindt dit plaats in mierloze gebieden zoals nieuwe winkelcentra, megaparkeerplaatsen en plaatsen waar de natuur op de schop is gegaan om nieuwe natuur te creëren.
De grootste concurrent is de wegmier
Ditzelfde voordeel hebben wegmieren Lasius niger ook! Het is dus niet voor niets dat deze twee elkaars grootste concurrenten zijn. In 2000 viel mij dat voor het eerst op in Meijendel (duingebied te Wassenaar). In een bestrate duinweg bleken wegmieren kilometers lang dominant. Maar op een deel van die weg, over een afstand van circa 500 meter, kwamen uitsluitend zaadmieren voor. Inmiddels heb ik talloze waarnemingen gedaan van heftige territoriale gevechten tussen deze twee soorten. De ene keer is dat in het voordeel van de wegmier, de andere keer van de zaadmier.
Of zaadmieren of wegmieren
Vele spiksplinternieuwe wijken, winkelcentra, parkeerplaatsen en dergelijke, kunnen door een van de twee soorten gedomineerd worden. Ik denk dat hier het mechanisme ‘wie het eerst komt het eerst maalt’ een rol heeft gespeeld. De zwermvluchten van zaadmieren zijn eerder (hoogtepunt in juni) dan die van wegmieren (hoogtepunt tweede helft van juli). Bepalend is wel of er in de buurt van die voor mieren nog onbewoonde eilanden, voldoende zaadmieren aan een zwermvlucht deelnemen. In een afgegraven gebied dat als nieuwe natuur ingericht wordt, zien we vaak dat beide soorten delen van die nieuwe natuur in bezit nemen. Het zou interessant zijn om na te gaan hoe de concurrentie zich dan ontwikkelt.
Waaruit bestaat hun succes?
Zaadmieren zijn uitgesproken omnivoor. Ze jagen op allerlei minigeleedpotige, eten aas, melken wortelluizen en vermalen zaden met hun krachtige kaken. Doordat ze vrijwel alles eten, kunnen ze ook op vele plaatsen leven. Mits er maar (enkele uren) zon op hun nestplek valt. Toch zijn sommige leefomstandigheden voor mij een raadsel. Waar leven de zaadmieren van die hun nest hebben tussen de stoeptegels van het stationsperron waar geen plantje wil groeien en waar alles wegwaait wat eetbaar zou kunnen zijn?
De succesvolle levenswijze verklaart nog niet volledig hun succes, want voor wegmieren geldt nagenoeg hetzelfde. Dat zaadmieren hun grootste concurrenten, de wegmier (en in schrale duingraslandvegetaties de buntgrasmier) succesvol kunnen weerstaan, komt waarschijnlijk door hun manier van te weerstellen. Zaadmieren leven in grote dichtheden in hun kolonie, in ieder geval duidelijk groter dan die van de Lasius-soorten. Lasius-belagers vinden in hun strijd een compact leger voor zich. Zaadmieren zijn daardoor altijd in de meerderheid en daarom vrijwel onverslaanbaar. Bovendien gebruiken ze naast hun relatief sterke kaken, hun angel. Iets wat Lasius-soorten missen. De laatsten gebruiken mierenzuur als afweer, maar het lijkt wel of zaadmieren hier niet zo gevoelig voor zijn.
Overlast in huis van zaadmieren
Zaadmieren kunnen hun nest tegen het huis hebben, maar ook onder of in houten betimmering, zoals raamkozijnen. Vandaar uit kunnen ze ook binnenkomen. In het algemeen is dit nauwelijks storend, omdat het meestal om een enkele miertje gaat. Mocht je waarnemen dat er aan het houtwerk is geknaagd, is het raadzaam deze houtendelen te vervangen. Je bent dan meteen van de mieren af.
Twee of drie soorten?
We gaan er vanuit dat er twee soorten zaadmieren in Neerlands vrije natuur leven: de bruine zaadmier T. impurum (alleen in het Limburgse heuvelland) en de zwarte zaadmier, die je overal in het land tegen kunt komen. Maar is dit wel zo? Wereldwijd zijn er ongeveer 450 soorten zaadmieren beschreven en er ligt nog een reeks die nog niet zijn beschreven. Het vermoeden bestaat dat hier en daar ook de exotische zaadmier T. immigrans in Nederland voorkomt. |
|